Verzuimanalyse naar leeftijd – deel 3: werknemers van 36 t/m 45 jaar

INLEIDING

Als vervolg op de analyse van het verzuim in de jongere leeftijdsklassen, verdiepen we ons nu in de leeftijdsklasse van 36 t/m 45 jaar. Zorgbreed valt 19% van de werknemers in deze leeftijdsklasse.

In dit verslag hebben we de voortschrijdende cijfers vanaf het eerste kwartaal van 2020 als basis genomen. We kijken naar voortschrijdend jaarcijfers om de structurele ontwikkeling van het verzuim in beeld te brengen en een idee te krijgen van welke kant het verzuim op gaat.

Over de periode tweede kwartaal van 2022 tot en met het eerste kwartaal van 2023 komt het verzuimpercentage onder werknemers in leeftijdsklasse 36 t/m 45 jaar uit op 7,85. Dat is een lichte stijging van één procent ten opzichte van dezelfde periode een jaar geleden, de sterke groei van het verzuim lijkt daarmee af te zwakken. Zorgbreed stijgt het verzuimpercentage met drie procent naar 8,10.

Het verzuim van werknemers in de leeftijd van 36 t/m 45 is meestal net iets minder dan dat van de gehele zorgsector. Alleen in 2022 is er nauwelijks verschil.

VERZUIMDUUR

Onder werknemers in de leeftijd van 36 t/m 45 jaar neemt het kortdurend en middellang verzuim af. Het extra lang verzuim stijgt echter door naar 2,00 procent. Dit is een toename van 20% vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder, vergeleken met twee jaar eerder is de toename bijna 40%.

Deze stijging van langdurig verzuim is groter dan onder de totale werknemers zorgbreed waar het extra lang verzuim met 14% omhoog is gegaan vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder.

VERZUIMMELDINGEN

Over de periode tweede kwartaal van 2022 tot en met het eerste kwartaal van 2023 is de meldingsfrequentie van werknemers in leeftijdsklasse 36 t/m 45 jaar met 1,41 vrijwel gelijk aan het gemiddelde van alle werknemers. Dit zien we ook in de voorgaande periodes terug.

De voortschrijdende lijn van de meldingsfrequentie laat na twee jaar stijging een andere trend zien, maar is voor alle leeftijdsklassen nog steeds hoger dan een jaar geleden.

DEELTIJD

Naast verzuim is de mate waarin werknemers in deeltijd werken ook van invloed op de beschikbare arbeidscapaciteit. In de verschillende leeftijdsklassen zijn hier duidelijke verschillen waar te nemen. In de vorige analyse zagen we dat de gemiddelde deeltijdfactor in de leeftijdsklasse 26 t/m 35 jaar het hoogst is. De groep 36 t/m 45 volgt hierna met een gemiddeld deeltijdpercentage van 72,5%.

Dit zien we ook terug in de verdeling naar deeltijdklassen: in de leeftijdsklasse 26 t/m 35 jaar is het aandeel werknemers in de hoogste deeltijdklasse met 52% beduidend hoger dan in de andere leeftijdsklassen. In de leeftijdsklasse 36 t/m 45 jaar werkt nog maar 35% in de hoogste deeltijdklasse. Het grootste deel van de werknemers (43%) werkt nu in de deeltijdklasse 60% – 80%.

Met elke volgende leeftijdsklasse neemt het gemiddelde deeltijdpercentage af.

Kijken we naar de ontwikkeling van de deeltijdpercentages in de afgelopen jaren, dan is het gemiddelde deeltijdpercentage wel toegenomen.

De onderstaande grafiek laat zien hoe de deeltijdpercentages per leeftijdsklasse zich hebben ontwikkeld in de afgelopen vier voortschrijdende jaren. Bij de jongere werknemers onder 26 jaar stabiliseert het deeltijdpercentage. In de drie leeftijdsklassen tussen 26 en 55 jaar neemt het gemiddeld deeltijdpercentage elk jaar met 0,5% toe. Alleen in de leeftijdsklasse 56 en ouder neemt het deeltijdpercentage langzaam af.

CONCLUSIE

De voortschrijdende lijn van het zorgbrede verzuimpercentage laat na lange tijd van stijgen een andere trend zien, maar is nog steeds hoger dan een jaar geleden. In leeftijdsklasse 36 t/m 45 jaar zien we ook deze trend terug, ten opzichte van dezelfde periode één jaar geleden is het verzuimpercentage nog 1% hoger. Het kortdurend en middellang verzuim neemt af, maar het extra lang verzuim blijft echter stijgen wat betekent dat deze groep steeds langer ziek is.

De leeftijdsklasse 36 t/m 45 heeft het één na hoogste deeltijdpercentage en dit neemt elk jaar toe.